Een harmonium, ook wel 'traporgel' genoemd, is een toetsinstrument dat gerekend wordt tot zowel de lamellofonen als de aerofonen.
Werking
Het geluid wordt geproduceerd doordat lucht uit de balg langs metalen tongetjes geleid wordt (drukwind = bovendruk), of door een balg langs dergelijke tongetjes gezogen wordt (zuigwind = onderdruk). De luchttoevoer wordt in gang gezet bij het indrukken van een toets op een klavier.
De balg wordt gewoonlijk voorzien van lucht door een tweetal pedalen. Veelal zijn net als bij een orgel registers aanwezig waarmee de lucht naar verschillende groepen van tongetjes geleid kan worden, ten behoeve van de klankkleur en het volume. Harmoniums kunnen meerdere manualen en registers bevatten.
Verschil met pijporgel
Een harmonium is net als een mondharmonica en een accordeon een aerofoon en tegelijk een lamellofoon. De klank ontstaat door de resonantie van de tongetjes en de door de bewegende tongetjes veroorzaakte luchttrillingen. Een pijporgel is een aerofoon waarbij de klank alleen ontstaat door resonantie van de lucht in de pijpen. Je hebt met een pijporgel wel meer ruimte nodig.
Geschiedenis
De naam 'harmonium' werd ingevoerd door de Fransman Alexandre Debain, die in 1840 voor het eerst een dergelijk toetsinstrument op basis van drukwind met doorslaande tongen maakte. Debain probeerde de naam harmonium zelfs door middel van een patent te beschermen.
In de Verenigde Staten werd ongeveer in dezelfde periode ook een dergelijk instrument, maar dan met zuigwind ontwikkeld, dat daar bekendstaat onder de naam 'reed organ' (of 'parlor organ', 'pump organ', 'cabinet organ' of 'cottage organ'). De zuigwindtechniek levert een zachtere klank, die meer geschikt is voor huiskamergebruik. Bovendien was een zuigwindharmonium ook goedkoper te bouwen, waardoor dit type geleidelijk aan het drukwindmodel verdrong.
Instrumenten met drukwindtechniek werden toegepast in concertzalen, salons en kerken. Het harmonium werd ook veel gebruikt voor het begeleiden van zang, vooral als surrogaatorgel voor huiselijke godsdienstoefeningen. Zijn populaire positie verloor het echter aan elektronische orgels en andere instrumenten.
Er is vanaf het eind van de twintigste eeuw echter weer sprake van hernieuwde belangstelling. Bekende virtuozen zijn Joris Verdin, Dirk Luijmes en Johannes-Matthias Michel.
Componisten en het harmonium
Diverse componisten hebben speciaal voor het harmonium geschreven, onder anderen Jacques-Nicolas Lemmens, Alphonse Mailly, Joseph Jongen, Alexandre Guilmant, Georges Bizet, Sigfrid Karg-Elert, Hermann Wenzel, César Franck, Heinrich Bungart, Henri Letocart, Carl Sattler, Leos Janacek, Max Reger, Martijn Padding en Janco Verduin.
Jean Sibelius, Arnold Schönberg, Adrien-François Servais en Antonin Dvorak gebruikten het sporadisch in kamermuzikale bezettingen. Gustav Mahler gaf het instrument een plaats in het symfonieorkest. Gioacchino Rossini ontwikkelde een zeer interessant en indrukwekkend geluid door in zijn Petite Messe Solennelle (1863) de solisten en het koor te laten begeleiden door een harmonium en een piano.